Verslag van WEMAL-studiedag 2012

De elfde WEMAL-studiedag staat in het teken van lopende en nieuwe projecten: het Hattemse handschrift, het platenboek Lijf en Leden en het inventariseren van de mogelijkheden die er zijn voor het maken van een online database van Middelnederlandse artesliteratuur.

In haar inleiding stelt Orlanda Lie ons voor aan de sprekers die voor de studiedag zijn uitgenodigd. Zij hebben al ervaring met het opzetten van een database en zijn bereid gevonden om daar het een en ander over te vertellen.
Annette Hemmes, Han Kuulkers en Greet Jungman: ‘Bezint eer ge begint: het opzetten van een database van Middelnederlandse rijmspreuken’

Annette Hemmes vertelt welke stappen zij doorlopen heeft bij de opzet van de rijmspreukendatabase. Allereerst moet daar uiteraard het idee zijn. In dit geval kwam dat tijdens het maken van een proefschrift.

Vervolgens moet je definiëren waarvan je een repertorium gaat maken, zodat je kunt afbakenen welke teksten worden opgenomen. Het verdient echter aanbeveling de definitie flexibel toe te passen bij twijfelgevallen. Zo is een rijmspreuk niet altijd even makkelijk herkenbaar. Annette kwam er bijvoorbeeld een tegen in de vorm van een abc-gedicht. Zij koos ervoor deze tekst op te nemen in de database, omdat het abc-gedicht in een rijmspreukenverzameling stond.

Het is belangrijk om je bij het maken van een repertorium dienend op te stellen en rekening te houden met de wensen van de gebruiker. Zo heeft Annette nagedacht over de onderzoeksvragen die er zijn en gekeken of deze met de database beantwoord kunnen worden.

De tip is om in het begin zoveel mogelijk vast te leggen. Je kunt later makkelijk schrappen, maar teksten opnieuw opzoeken en erbij zetten is veel meer werk.

Tot slot is het van belang na te denken over het moment dat het repertorium klaar is. Er moet namelijk een instantie zijn die de loketfunctie wil vervullen, waardoor het mogelijk is verbeteringen te melden en het repertorium bij te houden. Bij het rijmspreukenrepertorium is het echter nog niet zover.

Han Kuulkers vertelt vervolgens over de databaseopzet. De basis is natuurlijk de tekst van in dit geval de rijmspreuk, maar vervolgens moet je jezelf afvragen welke informatie nog meer relevant is. De relationele database is opgeknipt in acht bestanden om zoveel mogelijk data eenmalig, uniform en uniek te kunnen registreren. In zijn presentatie is te zien hoe dit er schematisch uitziet.

Greet Jungman geeft tot slot nog enkele tips:

  • Realiseer je dat het maken van een repertorium monnikenwerk is, je ziet het zelf waarschijnlijk nooit af komen.
  • Wees zorgvuldig en blijf controleren.
  • Begin gewoon!
  • Naast het feitelijke werk, moet je veel keuzes maken (trefwoorden toekennen, categorieën maken) wat creativiteit vereist.
  • Maak een logboek waarin je noteert waar je bent gebleven en hoe je hebt gewerkt. Zo kan iedereen altijd op de juiste manier verder werken aan het repertorium.
  • Zorg voor goede beveiliging en maak regelmatig een automatische back-up.

Karina van Dalen-Oskam en Gijs Kruitbosch: ‘De database ‘Arthurian Fiction’ als voorbeeld van een webapplicatie’

Bart Besamusca kan wegens privéomstandigheden niet aanwezig zijn, daarom geven projectmedewerkers Karina van Dalen-Oskam en Gijs Kruitbosch van het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis een presentatie over de webapplicatie.

De basis voor het huidige project is gelegd in 2004-2008, toen Bart Besamusca samen met postdoc onderzoekers Cora Dietl, Jessica Quinlan en Martine Meuwese gegevens van zo’n 250 middeleeuwse Arturromans en de circa 1200 handschriften waarin deze overgeleverd zijn in twee databases verwerkte. Er gebeurde na dit project niets meer met deze gegevens totdat hij contact zocht met Clarin, een Europese organisatie die zich bezighoudt met digitalisering van informatie aan de hand van bepaalde, uniforme richtlijnen.

Het Clarin-project Arthurian Fiction heeft geleid tot een webapplicatie waarin de databases zijn verwerkt. In deze webapplicatie krijgen de verschillende gebruikers verschillende autorisaties. De ene gebruiker mag bijvoorbeeld alleen inzien, een ander kan ook gegevens wijzigen en toevoegen.

De applicatie heeft drie hoofdcategorieën: manuscripts, narratives en persons. Vervolgens kun je de zoekopdracht steeds verder te verfijnen. Zoek je bijvoorbeeld naar verhalen met Lancelot, dan vul je die naam in bij persons. Vervolgens kan de zoekopdracht bijvoorbeeld verfijnd worden op taal en locatie.
Plenaire discussie over het opzetten van een database voor Middelnederlandse artesliteratuur

Na een uitgebreide, verhelderende discussie wordt besloten dat een werkgroep van WEMAL-leden van start gaat met het opzetten van een online database Middelnederlandse artesteksten.

Voor gewerkt kan worden aan een database moet er eerst een plan op papier gezet worden over de te nemen stappen. Afgesproken wordt dat een werkgroep zich gaat buigen over dit plan. Deze werkgroep bestaat uit Frederiekje de Jongh, Andrea van Leerdam, Lenny Veltman en (na afronding van haar scriptie) Irene Meekes. Verder zullen José de Kruif (Universiteit Utrecht), René van Stipriaan (DBNL) en Karina van Dalen-Oskam (Huygens Instituut) fungeren als adviseurs op hun respectievelijke expertisegebieden. Als het plan klaar is, zal er een werkgroep gevormd worden die het ten uitvoer gaat brengen.

Vanuit de discussie worden in ieder geval de volgende punten meegenomen:

  • Te zijner tijd wordt aan alle WEMAL-leden gevraagd welke aanvullingen en verbeteringen op het repertorium van Ria Jansen-Sieben zij in de loop der tijd hebben genoteerd.
  • Er moet een constante samenwerking zijn tussen mensen met technische en mensen met inhoudelijke kennis.
  • Suggesties voor nieuwe velden: informatie over illustraties, verschenen edities van de teksten, link naar digitale versies van de teksten en/of de edities.

Voortgangsverslag: Het Hattemse Handschrift door coördinator Noor Versélewel de Witt Hamer

Anderhalf jaar na de start van het project Hattem C5 zijn er 562 bladzijden van het handschrift afgeschreven. Coördinator Noor Versélewel de Witt Hamer vertelt dat dit in verschillende fases is gebeurd, gelijk aan de manier waarop aan de Bartholomaeus Anglicus is gewerkt. De eerste fase bestaat uit het relatief snel afschrijven van het gehele handschrift door een grote groep transcribenten. Dit keer waren dit er veertien die de klus in een half jaar klaarden.

De tweede fase is de eerste collatieronde. Een kleinere groep met meer expertise kijkt de ruwe transcriptie na en verbetert waar nodig. Deze fase is af op drie pagina’s na. Opvallend is dat zich in deze fase bij Hattem meer problemen voordeden dan bij de Bartholomaeus Anglicus. De reden hiervoor is dat Hattem een handschrift is en Bartholomaeus Anglicus een druk. Bovendien komen er grote stukken Latijn en Frans voor in het Hattemse handschrift.

De derde fase is een laatste check door één persoon, in dit geval Noor. Eén persoon om ervoor te zorgen dat de uniformiteit gewaarborgd blijft. In deze fase worden de laatste probleemgevallen op bijvoorbeeld het gebied van jargon opgelost. Voor het Latijn biedt WEMAL-lid Willem van Bentum hulp en voor het Frans wordt een externe expert gezocht.

Na deze afrondende fase wordt er een inleiding geschreven bij de diplomatische editie van het Hattemse handschrift. Bovendien is Noor nog bezig met codicologisch onderzoek naar het handschrift wat nog een hele uitdaging blijkt gezien de verschillende watermerken en de diverse handen in het handschrift.

Als coördinator van het Bartholomaeus Anglicus- en het Hattemproject valt het Noor op dat expertise steeds belangrijker wordt. Zowel expertise op deelgebieden als paleografie en artesjargon als de groeiende expertise binnen de werkgroep die vergroot wordt door bijvoorbeeld de logboeken die worden bijgehouden en de paleografielessen die aan de start van het Hattemproject zijn georganiseerd.
Voortgangsverslag: Het Platenboek Lijf en Leden door coördinator Andrea van Leerdam

Tijdens de vorige WEMAL-studiedag is een redactiegroep in het leven geroepen rondom het nieuwe platenboekproject. Coördinator Andrea van Leerdam vertelt dat de voorbereidingen inmiddels zover zijn dat er gestart kan worden met het schrijven van de twintig hoofdstukken. In haar presentatie licht ze de werkwijze en het doel van het project toe.

Ervaringen uit eerdere projecten hebben ertoe geleid dat er gewerkt wordt met een strenge redactie die ervoor zorgt dat de teksten in het platenboek volgens een vast stramien zijn opgebouwd en een coherent geheel vormen. Uitgangspunt is nog steeds dat de lezer, de geïnteresseerde nrc.next-lezer, in een hoofdstuk van verwondering naar aha gaat. Een voorbeeldhoofdstuk is reeds op de website van WEMAL te lezen.

Andrea vraagt aan de aanwezigen of zij nog onderwerpen missen in de hoofdstukkenlijst tot nu toe. De onderwerpen die vervolgens genoemd worden gaan van opvoeding en kinderverzorging tot uroscopie en homoseksualiteit. De redactie wijst er echter op dat er voor een hoofdstuk niet alleen een geschikte afbeelding maar ook een bijpassende artestekst nodig is. Tot slot wordt de volgende tip meegenomen in de redactie: plaats de afbeeldingen op de rechterbladzijde, zo zijn het echte blikvangers.
Moniek Vis, secretaris WEMAL