Verslag WEMAL-boekpresentatie

Boek en openingsminiatuur

9 januari 2016, in het voormalige Hof van Sint Joris te Brugge

Door Jacqueline Wessel

 

Het voelde een beetje als een schoolreisje: ter gelegenheid van de presentatie van de nieuwste WEMAL-publicatie, Christine de Pizan in Bruges. The Livre de la Cité des Dames as Het Bouc van de Stede der Vrauwen, stelde WEMAL leden en introducés op zaterdag 9 januari 2016 in de gelegenheid gezamenlijk de tocht te maken naar het voor velen verre Brugge, waar tijdens een feestelijke lezingenmiddag het eerste exemplaar uitgereikt zou worden aan de vrouw die aan het begin van dit prachtige avontuur stond: Miriam Oort.

De zolderzaal

De zolderzaal

Feestelijke overhandiging van het eerste exemplaar aan Miriam Oort

Feestelijke overhandiging van het eerste exemplaar aan Miriam Oort

 

 

 

 

 

 

 

 

Orlanda Lie, Ontvangst en opening

 

In de goed gevulde zolderruimte van het voormalige Hof van Sint Joris te Brugge opent Orlanda Lie deze bijzondere middag. De locatie is niet toevallig, verklapt zij ons: we bevinden ons namelijk in een pand dat rechtstreeks te maken heeft met de opdrachtgever van het handschrift London, British Museum, Add. 20.698, het handschrift dat vanmiddag centraal staat.

 

Aan de totstandkoming van de bundel die straks gepresenteerd zal worden, is lang gewerkt. Eigenlijk begint het verhaal van deze editie al in 1989, wanneer de Amsterdamse studente Miriam Oort in het kader van haar doctoraalscriptie het gehele handschrift transcribeert (De stede der vrauwen. Een diplomatische transcriptie van de Middelnederlandse vertaling (1475) van Christine de Pizans ‘Livre de la cité des dames’ (1405), 2008. In 1999 wordt een volgend stukje aan de puzzel gepast. Ditmaal heeft het de vorm van een themacyclus rondom Christine de Pizan aan de Universiteit van Utrecht. Tijdens de werkcolleges worden de studenten niet alleen vertrouwd gemaakt met de eerste beginselen van de filologie, zij werken tevens onder begeleiding van hun docenten Frank Brandsma en Orlanda Lie aan een bloemlezing van dit Middelnederlandse handschrift.

 

Waarom is dit handschrift haar door de decennia heen zo blijven boeien? Is het omdat we relatief veel over het handschrift weten? Zo weten we bijvoorbeeld dat het is voltooid in 1475. We weten dat Christine de Pizan’s Livre de la Cité des Dames in opdracht van Jan de Baenst naar het Middelnederlands is vertaald. En we weten dat de vertaling getrouw is. Is het omdat het een zo uniek handschrift is? Er is van deze vertaling immers maar één tekstgetuige beschikbaar. Of is het omdat geen enkel ander ons bekend handschrift van Le Livre de la Cité des Dames een zo uitgebreid illuminatieprogramma kent als het onderhavige: maar liefst 133 miniaturen voor 136 hoofdstukken? Dit roept natuurlijk meteen de voor de hand liggende vraag op: waarom zo veel? En waarom is dit ambitieuze illuminatieprogramma niet voltooid? Of ligt de aantrekkingskracht misschien toch in de epiloog, in de twee door de vertaler aan de tekst van Christine de Pizan toegevoegde hoofdstukken waarin in één ferme zwaai al het emancipatoire werk van Christine op zijn kop gezet wordt? Wat het te presenteren boek dus nog eens extra bijzonder maakt is niet alleen dat de British Library alle afbeeldingen uit het handschrift voor publicatie heeft vrijgegeven, maar vooral ook dat nu voor het eerst deze binnen de Livre de la Cité des Dames-traditie unieke Middelnederlandse epiloog internationaal onder de aandacht gebracht kan worden in een tweetalige editie.

 

Gelet op de complexe materie en het multidiciplinaire karakter van het onderzoek, besloten Martine Meuwese (kunstgeschiedenis, Universiteit Utrecht), Mark Aussems (codicologie, alumnus Universiteit Utrecht), Hermina Joldersma (germanistiek en vrouwenstudies, University of Calgary) en Orlanda Lie (middeleeuwse cultuur, emeritus hoogleraar Universiteit Utrecht) voor deze gelegenheid de handen ineen te slaan opdat aan alle aspecten van het handschrift en zijn context recht kon worden gedaan.

Boek en openingsminiatuur

Boek en openingsminiatuur

 

Françoise Gall, Christine de Pizan: de eerste professionele vrouwelijke auteur in de Middeleeuwen en haar magistrale werk

Na ons met het ontroerende “Tant se réjouit mon coeur de votre venue” voorzichtig naar de 14de eeuw gevoerd te hebben, leidt Françoise Gall ons dieper het leven in van Christine de Pizan.

 

In 1364, wanneer Christine een jaar of 4 is, komt zij met haar familie van Pizano naar Frankrijk. Haar opvoeding krijgt zij aan het koninklijke hof, waar haar vader lijfarts en astroloog van koning Karel V is. Wanneer Christine 15 jaar is, heeft zij het geluk te trouwen met een edelman die haar in haar schrijversambitie steunt. Lang mag dat geluk niet duren… Wanneer zij 26 jaar is, wordt zij weduwe en blijft zij met drie kleine kinderen achter. Christine voorziet dan in het levensonderhoud van haar gezinnetje door het werk van anderen te kopiëren en te illumineren, en door het uitgeven van haar eigen werk.

 

Françoise Gall beschrijft Christine als een féministe avant la lettre: een vrouw met een passie voor boeken, een verdedigster van de positie van de vrouw en van de rechten van de vrouw die kwesties aan de orde durft te stellen als gelijkheid van kansen, toegang tot het onderwijs, en verkrachting. Een vrouw ook, die al in haar eigen tijd tot buiten de landsgrenzen bekendheid genoot! Als officiële hofschrijfster van het hof van Bourgogne (en daarmee als de eerste officiële autrice in Frankrijk) genoot bovendien niet alleen de autrice doch ook haar werk, haar intellectuele eigendom, de bescherming van koning en hof.

 

Het werk van Christine de Pizan is enorm divers: lyriek, romans, biografieën, autobiografieën en politieke commentaren… Eén aspect komt echter steeds terug: of het nu gaat om lyrische poëzie of om politiek commentaar, telkens weer staan de vrouw, haar talenten, haar lijden onder ongelijkheid en misogynie, maar tegelijkertijd ook haar kracht, centraal.

Christine de Pizan bouwt aan een betere wereld: Londen, British Library, Harley MS 4431, fol. 290r

Christine de Pizan bouwt aan een betere wereld: Londen, British Library, Harley MS 4431, fol. 290r

 

Orlanda Lie, Het Bouc van de Stede der Vrauwen: de vertaler en zijn opdrachtgever Jan de Baenst

 

Françoise Gall zei het zoëven al: Christine de Pizan is een erkende en gezaghebbende auteur in haar eigen tijd, die actief deelneemt aan het maatschappelijk debat en die nadrukkelijk stelling neemt tegen vooroordelen over de vrouw. Zo ook in het Livre de la Cité des Dames waarin zij een metaforische stad beschrijft waarvan de hoge muren de vrouwen tegen aanvallen van buitenaf moeten beschermen.

 

Het Livre de la Cité des Dames is een staaltje deconstructie avant la lettre, aldus Orlanda Lie.  Wat zeggen de mensen zoal?, vraagt Christine zich af. En waarom zeggen ze dat dan? Op deze manier deconstrueert de literaire figuur Christine in de Cité des Dames vooroordeel na vooroordeel. Zo gaat ze bijvoorbeeld in op de traditie van de pseudo-Albertus Magnus en de onvolmaaktheid van het vrouwelijk lichaam. Is het vrouwenlichaam werkelijk een vergissing van de natuur? Hebben vrouwen werkelijk minder hersenen dan mannen en zijn zij daardoor voor allerlei zaken niet geschikt? Om vervolgens haar publiek bouwsteen na bouwsteen in de vorm van tegenargumenten aan te reiken.

 

Wat deze Middelnederlandse vertaling uniek maakt binnen de Cité des Dames-traditie is dat er vervolgens iets onverwachts gebeurt. In twee extra hoofdstukken neemt de vertaler nadrukkelijk afstand van de boodschap van Christine de Pizan door de bedoeling van het boek volledig om te draaien. Bedoelt Christine met de Cité des Dames vrouwen bouwstenen aan te reiken waarmee zij zich kunnen verweren tegen de vooroordelen van de buitenwereld, de vertaler bedoelt met het Bouc van de Stede der Vrauwen zondige vrouwen te stichten. Het perspectief verschuift op deze manier van vrouwelijk empowerment naar de mannelijke moralistische traditie waarin vrouwen nu eenmaal van nature zondig zijn en door de intellectueel en moreel superieure man gesticht moeten worden… De vertaler gaat zelfs zo ver dat hij het vrouwelijk auteurschap van de Cité des Dames ter discussie stelt. Ligt het niet veel meer voor de hand dat een dergelijk wijs en geleerd boek als de Cité des Dames geschreven zou zijn door een groot filosoof, een filosoof die de roem niet voor zichzelf wilde en die daarom aan deze vrouw, Christine, toestond dat zij als auteur werd opgevoerd…?

 

Mark Aussems

 

Mark Aussems benadert het handschrift vanuit het paleografisch en codicologisch perspectief. Zo verdiept hij zich vanmiddag in de vraag hoeveel handen er aan dit handschrift gewerkt hebben en op welke manier de katernen van de codex zijn opgebouwd.

 

Hij meent dat er drie kopiisten aan het handschrift hebben gewerkt (A 1r tot 71r, B 71v tot 286r en C 286verso-332 verso en folio 152r regel 15 tot 21), waarbij hij er van uit gaat dat kopiist C eveneens de eindredacteur van het werk zou kunnen zijn en in die capaciteit aan het einde van het werk mogelijk het hele handschrift nog eens heeft doorgenomen.

 

Het codicologische onderzoek leverde overigens een verrassende uitkomst op. Vast staat dat er drie handen aan de tekst van het handschrift hebben geschreven. Vast staat ook dat het Bouc uit drie zogenaamde ‘boeken’ bestaat. Drie boeken die eenvoudig over de drie kopiisten verdeeld hadden kunnen worden. Dat is echter niet gebeurd, getuige het feit dat het hele handschrift één codicologische eenheid vormt. Op de meest onzinnige momenten wordt de pen door de kopiisten van elkaar overgenomen, aldus Mark Aussems. Soms beschrijft de ene kopiist de recto-zijde en de ander de verso-zijde. Soms beschrijft de ene kopiist de bovenste helft van het folio en de ander de onderste helft. Hij kan dan ook niet anders concluderen dan dat de kopiisten elkaar moeten hebben afgelost bij het werk aan het handschrift. Betekent dat, zo vraagt hij zich in het verlengde van bovenstaande af, dat de verschillende stukken van het handschrift op verschillende momenten tot stand gekomen zijn?

 

Martine Meuwese, Het boek van Jan de Baenst: de miniaturen

 

De verluchting van de Londense codex is fascinerend en raadselachtig, aldus Martine Meuwese. Zo tellen handschriften van de Cité des Dames normaal gesproken ongeveer 6 miniaturen: een auteursportret of een verbeelding van de overhandiging van een dedicatie-exemplaar, plus een aantal miniaturen die de raadgevende vrouwen verbeelden.

Zo niet deze Middelnederlandse vertaling. Deze telt maar liefst 133 miniaturen waarvan er 41 geheel of ten dele zijn uitgevoerd. Dit werpt een aantal belangrijke vragen op: hoe komt de illuminator bijvoorbeeld aan zijn afbeeldingen? Er kan voor het illuminatieprogramma immers geen Frans voorbeeldhandschrift gebruikt zijn. De ‘nieuwe’ miniaturen verbeelden allegorische vrouwen, wijze vrouwen, strijdvaardige vrouwen (zoals de Amazonenkoningin), godinnen uit de klassieke oudheid die worden gepresenteerd als uitvindsters van moderne verworvenheden en vrouwen die door hun voorbeeldige gedrag tot (liefdes)trouw en kuisheid inspireren.

 

Nu de miniaturen veelal aan het begin van een hoofdstuk geplaatst zijn, werken zij in dit handschrift tevens als geledingsmechanisme.

 

Interessant is voorts dat er een aantal instructies aan de verluchter aangetroffen zijn in het handschrift. Dat deze instructies in het Frans zijn, suggereert dat we te maken hebben met een Franstalige verluchter in het Dietse Brugge.

 

Nu een deel van de miniaturen niet of slechts ten dele is uitgevoerd, gunt het handschrift ons ook een inkijkje in de werkwijze van de verluchters. Zo zien we hoe eerst de achtergrond wordt ingevuld, vervolgens de grote vlakken en pas in de laatste instantie de gezichtjes. Zij worden door de meest begaafde illuminator uitgewerkt.

 

Van de op zijn minst drie en mogelijk nog wel meer verluchters die aan het handschrift gewerkt hebben, kan Martine Meuwese er twee bij name noemen. De Meester van Margaretha van York is verantwoordelijk voor de openingsafbeelding (het is niet ongebruikelijk dat een bekende meester alleen de openingsminiatuur schildert). En ook de hand van de Meester van het Dresdense gebedenboek kan mogelijk herkend worden.

 

In de onderrand van het handschrift kwam zij overigens een tekening tegen: een hand met stralenbundel, het embleem van Jan III de Baenst dat hij voert in zijn huis en in zijn handschriften (zoals bijvoorbeeld het getijdenboekje dat in Brussel bewaard wordt).

Balksleutel met bovenin het embleem Jan de Baenst III, de hand met stralenbundel

Balksleutel met bovenin het embleem Jan de Baenst III, de hand met stralenbundel

 

Ludo Vandamme, Het huis van Jan de Baenst

 

Het pand gelegen aan de Oude Burg 27 is rond 1450 gebouwd in opdracht van Jan de Baenst. Het pand bevindt zich binnen de eerste stadsomwalling in een oude en rijke stadswijk die gegroeid is rond de grafelijke residentie. Jan de Baenst behoort immers tot de vertrouwelingen van de heerser. Hier, in het Hof van Sint Joris, laat Jan grote feesten en banketten aanrichten (de grote benedenzaal was maar liefst 5 meter hoog). In dit pand ook, heeft hij zijn bibliotheek en bewaart hij het handschrift dat vanmiddag centraal staat.

 

Naast het hof in de stad, heeft Jan ook heerlijkheden buiten de stad: zo is hij heer van Sint Joris en noemt hij zich, zoals toen gebruikelijk, ook graag naar zijn heerlijkheid: Jan de Baenst, heer van Sint Joris.

 

Na het overlijden van Jan III blijft het hof nog een aantal generaties in de familie totdat het uiteindelijk wordt verkocht aan Catherina, weduwe van de heer van Watervliet. Vanaf dat moment verandert de naam in ‘Hof van Watervliet’. Overigens wordt gezegd dat de bibliotheek van de heer van Watervliet de mooiste bibliotheek in Brugge ooit was…

Voormalige Hof van Sint Joris

Voormalige Hof van Sint Joris

 

Christianne Muussers, Bij Jan de Baenst aan tafel

 

Aan Christianne Muussers dan de taak een brug te slaan tussen boek en aanstaande borrel. Nu bij de borrelhapjes straks de mosterd niet zal ontbreken (de mosterd die straks geserveerd wordt is gemaakt naar een recept van rond 1380 uit de Ménagier de Paris, gaat zij daar vanmiddag graag wat dieper op in.

 

Specerijen zijn heel belangrijk in het laat-middeleeuwse Brugge: zij worden niet alleen verbonden met smaak, doch ook met de gezondheidsleer. Jammer genoeg zijn specerijen  vaak duur… Zo niet mosterd dat immers een inheemse specerij is. Met mosterd komen veel van de gezondheidsvoordelen van de dure en voor velen onbereikbare peper binnen ieders bereik. Een ware ‘poor men’s spice’, dus.

Mosterdplant

Mosterdplant

 

Binnen de gezondheidsleer worden aan mosterd de eigenschappen ‘warm’ en ‘droog’ toegedicht. Mosterd wekt de eetlust op en helpt de spijsvertering. Verkouden? Mosterd maakt het slijm los. Keelpijn? Gorgelen met mosterd helpt beslist. Tandpijn? Mosterd! En in combinatie met mede is mosterd ook een probaat middel bij menstruatieklachten.

 

Ook in middeleeuwse keuken speelt mosterd een belangrijke rol: het wordt veel gebruikt in sauzen nu mosterd gedacht wordt het effect van het hoofdingrediënt te verbeteren.

 

De moraal? Waar we ook zijn, wat we ook doen: laten we vooral de mosterd nooit vergeten! Getuige ook de volgende ballade van de hand van Christine’s tijdgenoot Eustache Deschamps. Een ballade die net zo prikkelend is als het goedje dat zij beschrijft:

 

En Haynaut et en Brabant ay

Aprins a sauces ordonner:

Es hostéz ou je me logay

Me fist on toudiz apporter

A rost, a mouton, a sangler,

A lievre, a connin, a ostarde,

A poisson d’eaue douce et mer,

Tousjours, sanz demander, moustarde.

 

Harens frés quiz, et demanday

Carpe au cabaret pour dyner,

Bequet en l’eaue y ordonnay,

Et grosses solles au soupper.

A Brusselles fiz demander

Sauce vert. Le clerc me regarde:

Par un varlet me fist donner

Tousjours, sanz demander, moustarde.

 

Sanz li ne bu ne ne mengay.

Avec l’eaue la font meller

Du poisson, et ancor[e] say

Que la graisse du rost geste[r]

Font en la moustarde et bouster.

D’en servir nulz d’eux ne retarde:

La aréz vous, pour vostre user,

Tousjours, sanz demander, moustarde.

 

L’envoy

 

Prince, gingembre, c’est tout cler,

Clos, sapfran, graine n’ont d’eulx garde,

Maiz a chascun font destramper

Tousjours, sanz demander, moustarde.

 

 

Blije dames die hun nieuwe boek bekijken

Blije dames die hun nieuwe boek bekijken

 

Impressie van de borrel met hapjes

Impressie van de borrel met hapjes