Iedereen die op het gebied van middeleeuwse handschriften werkzaam is, heeft de vraag wel eens gekregen: “Valt er nog wel iets te ontdekken?” Nou en of! Vandaag gaan we van dichtbij zien wat er gebeurt wanneer zo’n nieuw fragment aan het licht komt. Wat zijn de stappen die vervolgens genomen dienen te worden? En welke expertises komen daarbij om de hoek kijken?
Door Jacqueline Wessel
Orlanda Lie opent de WEMAL-studiemiddag in een goed gevulde Vossiuszaal van de Leidse Universiteitsbibliotheek. Ook dit jaar is de studiedag weer volgens de inmiddels beproefde formule ingevuld: lezingen die een artes-handschrift als uitgangspunt hebben worden gekoppeld aan het bezichtigen van artes-handschriften op locatie. Vanmiddag staat in de lezingen het zogenaamde ‘Eindhovens fragment’ centraal. Later op de middag kunnen we onder leiding van archivaris Ronald Goossens van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven en universitair docent Erik Kwakkel van de Universiteit Leiden weer een selectie van handschriften en handschriftfragmenten bekijken die op de thema’s uit het Eindhovens fragment aansluiten.
Lezing Ronald Goossens (archivaris bij het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven): “Opmerkelijke vondst brengt heel wat te weeg”
Ronald Goossens is archivaris bij het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven. Dit RHC beheert niet alleen archiefinstellingen voor zo’n twintig gemeenten in Zuid-Oost Brabant, maar bijvoorbeeld ook parochiearchieven. Ronald schat in dat het RHC momenteel zo’n 12 km papier beheert uit de periode 1150-1200 tot nu. Deze 12 km papier wordt uiteraard zorgvuldig bewaard in een geklimatiseerde kluis, maar het RHC realiseert zich dat het hier tegelijkertijd ook om cultureel erfgoed gaat. En dan is bewaren alleen niet genoeg. Dit materiaal verdient het om onder de aandacht van een breder publiek gebracht te worden, op tentoonstellingen bijvoorbeeld, of door openstelling van het materiaal voor onderzoek door studenten.
Zoals dat soms gaat had Ronald op zijn werkkamer al een tijdje een aantal dozen staan. En bij het doorlopen van één van die dozen vol losse bladen trof hij dit fragment aan. Ronald zag meteen dat dit fragment ‘anders dan de andere’ was. Het schrift was anders dan dat van de andere fragmenten in de doos, het fragment was in het Middelnederlands, en ook stonden er allerlei (astrologische) schema’s op het dubbelblad.
Meer dan dat het Eindhovens fragment uit het archief van Oirschot komt en dat het getuige een aantekening op het perkament op enig moment mogelijk gebruikt is om stukken van een civiel procesdossier bij elkaar te houden, is Ronald op dat moment niet bekend. Zeker in de tijd waarin deze fragmenten in hun doos terecht zijn gekomen (een jaar of twintig geleden) was het nog niet gebruikelijk de omstandigheden rond de vondst van zo’n fragment uitvoerig te documenteren. De fragmenten gingen in een doos en die doos ging naar een depot. In de loop van de tijd werd de doos dan af en toe eens door iemand opgepakt om vervolgens weer te worden teruggezet met de belofte: hier doen we nog wel eens een keer iets mee.
Dit maal wordt het fragment netjes gescand en op Internet geplaatst. Men zou wel zien of hier ooit iemand naar zou vragen.
Discussie
De WEMAL-leden zijn enthousiast over de lezing van Ronald. Van alle kanten komen vragen. Ze zijn vooral benieuwd of er nog meer materiaal in Oirschot zou kunnen liggen. Dat kan Ronald natuurlijk niet uitsluiten, maar in aanmerking nemend dat wat hij vandaag heeft meegenomen de oogst is van enkele tientallen jaren speuren en verzamelen verwacht hij er niet echt veel van.
Lezing Erik Kwakkel (universitair docent aan de Universiteit Leiden): “De dertiende-eeuwse overlevering van Middelnederlandse Artes: een nieuwe vondst”
Enige tijd later leest een collega van Ronald Goossens in de Volkskrant een stukje over het dateringsproject van Erik Kwakkel, de volgende schakel in de keten. Immers, om een vondst in het archief zoals het Eindhovens fragment te dateren is er een specialist nodig en bij Erik Kwakkel waren ze aan het juiste adres.
Erik Kwakkel probeert in zijn hoedanigheid van boekhistoricus meer gegevens aan het fragment te ontfutselen. Een aantal zaken viel hem gelijk op, vertelt hij. De laag-ingezette boekhand, bijvoorbeeld. Hoewel niet bijzonder mooi, is dergelijk schrift voor de onderzoeker veel spannender dan zogenaamd hoog schrift. Is een handschrift afgeschreven in hoog schrift en daarbij bovendien uitbundig verluchtigd, dan weet je dat je te maken hebt met een handschrift dat bestemd is voor de toplaag van de maatschappij. Een lage boekhand suggereert daarentegen een gebruikshandschrift. En juist in dit type meer basale handschriften zie je soms de persoon van de kopiist doorschijnen.
De taal is onmiskenbaar Middelnederlands. Intuïtief herkent Erik het schrift ook meteen als 13de-eeuws. En ja: intuïtief herkennen mág binnen de paleografie. Een paleograaf mag zijn gevoel gebruiken als dateringsinstrument en -argument. Erik dateert het Eindhovens fragment op 1275 tot 1300 of mogelijk ca. 1300. Die datering wordt ingegeven door het aspect van het schrift, dat wil zeggen door de indruk die het schrift maakt wanneer je er voor het eerst naar kijkt. Hij wijst dan op de lange ‘s’ die door de regel heen gaat en op de vorm van de ‘w’ die typisch is voor de 13de eeuw.
Bovendien, zo vermoedt Erik, hebben we te maken met een afschrijver die zijn brood in de administratie verdient. Een oorkonden-schrijver misschien, die een aantal eigenheden van zijn werk in zijn handschrift heeft meegenomen. Het fragment is geschreven in een textualis currens. Het lage niveau van het schrift wordt geïllustreerd door het feit dat de afschrijver geen poging tot eenvormigheid doet, door het gebruik van de lange ‘s’ (zie hierboven), de verhoogde ‘a’, de verlengde stokken (zeer hoog), en de aanzet van de lussen. Erik concludeert hieruit dat het cursief waarschijnlijk dominant is voor de afschrijver. Toch kan niet gesproken worden van een ‘echte’ cursief. De afschrijver probeert zijn cursieve hand bewust te onderdrukken. Boeken schrijf je in deze periode immers niet in cursief. Uit gewoonte – of onder tijdsdruk? – schijnt de cursief echter toch door de lettervormen heen. Erik meent dat het hier waarschijnlijk gaat om een product voor eigen gebruik, zoals veel artes-handschriften waarschijnlijk voor eigen gebruik zijn vervaardigd.
De afschrijver is bekend met het Latijn, aldus Erik. Hij gebruikt de us-abbreviatuur, de Tiroonse noot en de abbreviatuur p (per). Ook valt op dat de afschrijver gebruik maakt van Arabische cijfers.
Erik maakt van de gelegenheid gebruik om nog maar eens warm te pleiten voor een diepgaande studie naar de paleografische aspecten van Middelnederlandse artes-handschriften, met speciale aandacht voor de productie en/of receptie van deze handschriften. Met name uit handschriften en handschriftfragmenten van vóór 1350 zou nog heel veel wetenswaardigs te halen zijn, betoogt hij.
Discussie
Ook dit inspirerende inkijkje in de tweede ontdekkingsfase van het Eindhovens fragment roept bij de WEMAL-leden veel vragen op. Hoe leerde je in de Middeleeuwen eigenlijk de volkstaal lezen? En was iedereen die aan het einde van de 13de eeuw kon lezen en schrijven bekend met die Latijnse abbreviaturen? Jazeker, aldus Erik. Middelnederlands leerde je op school, op dezelfde school waar je ook Latijn leerde. Er bestond ten tijde van dit fragment nog niet zoiets als een school waar je uitsluitend in de volkstaal leerde lezen en schrijven. En hoe verhoudt de opkomst van de boekcursief zich tot de opkomst van de universiteiten?, is de volgende vraag. Erik legt uit dat aan de universiteiten een eigen schrift ontstond, het zogenoemde notula-schrift of glossenschrift. Weet Erik misschien waar iemand zoals de afschrijver van dit fragment gewerkt en afgeschreven zou kunnen hebben? Erik vermoedt dat dat ergens in een stad geweest zal zijn, in een schrijvershuisje. De afschrijver zou bijvoorbeeld een notaris of een klerk kunnen zijn geweest die daarnaast wat bijkluste.
Lezing Femke van Hilten (onderzoeksassistent aan de Universiteit Utrecht): “Wat staat er en waarom staat dat er?”
Orlanda vat de vorige onderzoekstap nog maar eens samen: we weten nu dat we te maken hebben met een Middelnederlandse artes-tekst die door Erik op ongeveer 1300 gedateerd wordt. Maar wat staat er nu eigenlijk in dit fragment? En in die fase komt WEMAL in het vizier. Omdat Erik zelf weinig ervaring heeft met Middelnederlandse artes-teksten, neemt hij contact op met Orlanda. Zij bevestigt dat het om een Middelnederlandse astrologische verhandeling gaat, maar kan niet vaststellen om welke tekst het gaat. Hiervoor is meer onderzoek nodig en zij biedt aan om met hulp van WEMAL-leden een transcriptie te maken van dit fragment. Irene Meekes, Roel van den Assem en Femke van Hilten tijgen aan het werk en transcriberen het fragment.
In haar lezing vertelt Femke van Hilten, mede namens haar mede-transcribenten Irene Meekes en Roel van den Assem, iets meer over het transcriptieproces en over de onderzoeksvragen die de transcriptie heeft opgeroepen.
Het Eindhovens fragment heeft zowel een zeer goed leesbare, als ook een zeer slecht leesbare zijde, aldus Femke. Slecht leesbaar is de zijde waarmee het dubbelblad waarschijnlijk ooit in een band verlijmd is geweest. De goed leesbare zijde van het fragment biedt veel aanknopingspunten voor verder onderzoek. Zo kunnen de namen van Arabische wetenschappers ontcijferd worden, staat er de nodige astrologische informatie en worden uiterlijkheden beschreven.
De tekst van het fragment is per folio in twee kolommen afgeschreven. Behalve Middelnederlands wordt er ook Latijn gebruikt. Naast lopende tekst bevat het fragment ook acht kolommen vol geomantische figuren. Dergelijke tabellen werden gebruikt om vragen over de toekomst te beantwoorden. In de tabellen vind je onder meer de namen van dierenriemtekens en van planeten.
Op basis van deze eerste transcriptie weten we nu dat we te maken hebben met een wetenschappelijke tekst die is afgeschreven in het Middelnederlands, maar die daarnaast ook het nodige Latijn bevat. Mogen we hier uit concluderen dat we te maken hebben met een afschrijver/gebruiker die weliswaar behoort tot een geleerde beroepsgroep maar die desalniettemin een volkstalige context nodig heeft? Na enig speurwerk is Femke er bovendien in geslaagd een aantal soortgelijke handschriften te vinden. De resultaten zijn veelbelovend en er zijn plannen hierover een publicatie te schrijven. Vragen zoals die naar de verhouding tussen tekst en tabellen en naar de verhouding tussen dit fragment en de andere handschriften schreeuwen om nader onderzoek.
Discussie
Ook de lezing van Femke maakt heel wat los. Is er al eens naar het taalgebruik in het fragment gekeken? Verraadt de taal van het fragment een zekere herkomst van het fragment? Daar is nog niet echt onderzoek naar gedaan, vertelt Femke. Erik Kwakkel vult aan dat zijn eerste indruk is dat we hier te maken hebben met een fragment met oostelijke kenmerken. Ook zijn de leden benieuwd naar de tabellen: kan er uit die tabellen een bepaalde gebruikswijze afgeleid worden? Geven ze bijvoorbeeld geschikte momenten voor aderlating aan? En hoe verhouden deze tabellen zich tot de lopende tekst? Vatten zij nog eens samen wat daar aan voorafgaand besproken is? Horen tekst en tabel eigenlijk wel bij elkaar? Niet alleen zou er van alles bij elkaar geveegd kunnen zijn (niet ongebruikelijk in artes-handschriften), ook volgen de folia van het dubbelblad niet (per se) op elkaar. En wat weten we eigenlijk over de Arabische geleerden die op de folia genoemd worden? Wat is hun werkterrein? Is er al eens onder UV-licht naar het fragment gekeken? Genoeg te doen, dus.
WEMAL-berichten
Uit het bestuur
Op dit moment bestaat het bestuur van WEMAL uit Orlanda Lie (voorzitter), Moniek Vis (penningmeester), Irene Meekes (bijzondere evenementen) en Jacqueline Wessel (secretaris). De WEMAL-website wordt onderhouden door Femke van Hilten en Roel van den Assem.
Artes-bibliografie
Orlanda heeft Pia Wagenaar en Bertine Bouwman bereid gevonden de artes-bibliografie op te pakken. Aanvullingen op de artes-bibliografie zullen in de Nieuwsflits gesignaleerd worden.
Hattem C 5
Noor Versélewel de Witt Hamer schetst nog maar weer eens de gebeurtenissen van de afgelopen 6 jaar: het project Hattem C5 bevindt zich in de laatste fase! Het is een project van de lange adem geweest, maar het ziet er nu toch naar uit dat de editie begin november 2016 door het ING Huygens zal worden doorgezet naar de editie-omgeving.
Artes-database
Frederiekje de Jongh coördineert de artes-database. Dit project gaat mee in de slipstroom van de nieuwe BNM.
Project UB Utrecht
De Universiteitsbibliotheek Utrecht gaat onder leiding van Bart Jaski (conservator handschriften en oude drukken) een project uitvoeren waarbij een dertigtal unieke artes-handschriften (bijzondere medische handschriften en drukken over een periode van ongeveer 1100 tot 1750) (digitaal) toegankelijk zullen worden gemaakt. Voor dit project wil men graag gebruik maken van de expertise van WEMAL. Ook het promotieonderzoek van WEMAL-lid Andrea van Leerdam naar de functie van boekillustraties als leeshulpen in vroege drukken over natuur en kosmos van ca. 1480 tot ca. 1550 zal hieraan een bijdrage leveren. Inmiddels zijn drie andere WEMAL-leden gestart met dit project. Meer hierover in de volgende Nieuwsflits.
Recente publicaties
Orlanda maakt iedereen graag nog eens attent op de fraaie bloemlezing door Ludo Jongen en Joost Jonkman uit het werk van Lanfranc van Milaan. Marietje van Winter wijst op haar beurt graag nog even op de bundel De groene Middeleeuwen. Duizend jaar gebruik van planten 600-1600. Dit boek is interessant voor wie geïnteresseerd is in voeding en geneeskunde, maar ook voor wie in dit licht meer wil weten over Jacob van Maerlant, over de Bijbel, over miniatuurranden of over middeleeuwse oorkonden.
Oproep
Tot slot dan nog een dringende oproep: WEMAL is op zoek naar vers bloed. Orlanda nodigt de WEMAL-leden uit eens uit te kijken naar enthousiaste jonge mensen die nieuwe ideeën en nieuwe plannen kunnen en willen inbrengen.
Bezichtiging artes-handschriften Leidse Universiteitsbibliotheek en fragmenten RHC Eindhoven
Na de theepauze is er dan natuurlijk nog de handschriftbezichtiging. Onder leiding van Ronald Goossens en Erik Kwakkel mogen we genieten van een verzameling prachtige artes-handschriften. Allereerst is daar natuurlijk het inmiddels veelbesproken Eindhovens fragment uit het RHC Eindhoven. Maar ook de Leidse Universiteitsbibliotheek laat zich niet onbetuigd met een mooie selectie artes-handschriften. Een Zodiologium bijvoorbeeld, een exemplaar van de Chirurgie van Guy de Chauliac en een Heimelijkheid der Heimelijkheden van Jacob van Maerlant (Leiden, Universiteitsbibliotheek, LTK 169). Wie zich eens wil verdiepen in uroscopie kan terecht bij een 15de-eeuws handschrift van Ioannis de Ketham’s Fasciculus Medicinae. Een tractaet in duus van de Urynen. Van die coloren der Urynen (Leiden, Universiteitsbibliotheek, BPL 1905).