Verslag van de commissie Online Database Middelnederlandse Artesliteratuur van 2011 tot heden

Een online database gewenst

In 1989 publiceerde Ria Jansen-Sieben haar Repertorium van Middelnederlandse artes-literatuur. Maar een repertorium is natuurlijk nooit af. Daarom bleef ze aanvullingen en wijzigingen verzamelen. In 1999 werd WEMAL opgericht. Ria Jansen-Sieben besloot haar aanvullingen op het Repertorium te publiceren in de nieuwsbrief van WEMAL. Die aanvullingen hebben inmiddels zo’n omvang bereikt dat het repertorium uit 1989 verouderd is. Dat geldt ook voor de vorm van het repertorium: een boek. Daarom willen Ria Jansen-Sieben en WEMAL alle informatie over de Middelnederlandse artesliteratuur graag onderbrengen in een database die via een website gratis toegankelijk is voor het grote publiek.

Op de studiedag van 17 februari 2012 werd een WEMAL-commissie opgericht die een plan moest maken voor een Online Database Middelnederlandse Artesliteratuur. Andrea van Leerdam, Irene Meekes en ik maakten een lijst van alle gegevens die we in de database wilden opnemen en werkten dit uit tot een datamodel. Daarbij vroegen we ook advies aan verschillende personen die ervaring hadden met het opzetten van databases.

Bibliotheca Neerlandica Manuscripta

Tijdens de studiedag van 13 maart 2013 werd bekend dat er een nieuwe versie van de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta (BNM) zou worden gemaakt. De BNM is een online database waarin alle Middelnederlandse handschriften zijn opgenomen. De informatie uit het Repertorium uit 1989 is hierin verwerkt. We besloten te onderzoeken of het mogelijk zou zijn om samen te werken met de BNM in plaats van zelf een database te bouwen. Een vergelijking van ons datamodel met de BNM leerde echter dat er drie belangrijke knelpunten waren.

  1. De BNM bevat geen gegevens over gedrukte teksten, waardoor de database geen compleet beeld geeft van het genre artesliteratuur.
  2. De BNM maakt geen duidelijk onderscheid tussen de tekstdrager (het manuscript) en de tekst. Het is daardoor niet mogelijk om een overzicht te krijgen van alle teksten in één handschrift.
  3. Het is in de BNM niet mogelijk om eenvoudig te zoeken op genre, daardoor is het niet mogelijk om het zoeken te beperken tot het genre artesliteratuur.

Met deze knelpunten in het achterhoofd gingen we praten met de coördinator van de BNM, André Bouwman van de Rijksuniversiteit Leiden.

We kregen eerst achtergrondinformatie over de BNM. Bouwman vertelde dat de database net als het Repertorium oorspronkelijk was begonnen als een kaartenbaksysteem. De huidige database had de vorm van een Picartabestand. Nog niet alle kaarten waren daarin ingevoerd. De invoer was voor ongeveer 70 % klaar. De BNM was nu echter een project gestart waarin de database werd overgezet in software die door het Huygens ING was ontwikkeld. Dit project met de werktitel e-BNM+ was op 1 mei 2013 van start gegaan. De overgang naar andere software bood de BNM gelegenheid om ruimte in te bouwen voor extra gegevens en extra zoekfuncties. De nieuwe database zou worden opgezet volgens de normen van CLARIN.

De voor- en nadelen van samenwerking

Vervolgens kwam de samenwerking ter sprake. Bouwman benadrukte dat het eigenlijk altijd beter is om databases zoveel mogelijk samen te voegen. Dit voorkomt dat men op twee plaatsen hetzelfde doet en het vergroot de kans dat de database steeds goed onderhouden en bijgehouden wordt. We concludeerden dat samenwerking met de BNM voor ons vooral interessant is omdat we dan niet zelf een database hoeven te ontwerpen en te bouwen. WEMAL hoeft dan alleen maar te doen waar zij goed in is: het aanleveren van de gegevens over artesliteratuur. We stelden wel als voorwaarde voor de samenwerking dat de e-BNM+ tenminste aan onze minimumeisen voldoet. Gelukkig bleek Bouwman positief te staan tegenover onze belangrijkste eis: een uitbreiding van de BNM met gedrukte teksten.

We wezen Bouwman erop dat wij de eBNM+ ook wat te bieden hebben. Het is de bedoeling dat in de eBNM+ aan een beperkte groep geregistreerde gebruikers de mogelijkheid wordt geboden om online gegevens aan te vullen en te verbeteren. WEMAL zou dit voor de artesliteratuur kunnen doen. Het eerste project zou dan het invoeren van de aanvullingen op het Repertorium kunnen zijn, gevolgd door de invoer van de gedrukte artesteksten.

Geen plek voor de Artesbibliografie

We spraken ook nog over de mogelijkheden voor het opnemen van secundaire literatuur in de database. Bouwman verklaarde dat de e-BNM+ in ieder geval geen ruimte zal bieden om onze Artesbibliografie in onder te brengen. In de huidige BNM is alleen secundaire literatuur opgenomen die betrekking heeft op de handschriften, dat wil zeggen literatuur van codicologische of paleografische aard. Secundaire literatuur over de Middelnederlandse teksten is immers al opgenomen in de Bibliografie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (BNTL). Onze Artesbibliografie overlapt de BNTL. De BNTL bevat meer genres dan alleen de artesliteratuur, maar de Artesbibliografie bevat ook literatuur over artesteksten in andere talen. Als we de Artesbibliografie in een databasevorm zouden willen gieten, dan is het misschien beter om dit in internationaal verband te doen. In dat geval is het zinvoller om dit plan voorlopig uit te stellen. In ieder geval zal samenwerking met de BNM betekenen dat de Artesbibliografie niet in de database kan worden geïntegreerd.

André Bouwman vertelde dat hij zeer binnenkort met het Huygens ING zou gaan praten over het datamodel voor de eBNM+. We moesten dus snel actie ondernemen. We stuurden hem het lijstje met knelpunten en ook ons datamodel, zodat hij dat mee kon nemen in het gesprek met het Huygens ING. We spraken af dat Bouwman ons inzage zou geven in het datamodel voor e-BNM+ zodra het was vastgesteld. Dan zou WEMAL kunnen beslissen of we bij de e-BNM+ willen aansluiten, of niet.

Wel of niet samenwerken?

Het duurde uiteindelijk tot maart 2014 voordat er een min of meer definitief datamodel voor de e-BNM+ was. André Bouwman toonde ons het datamodel en een ontwerp voor de voorkant van de database, de gebruikersinterface. Voor de achterkant, de invoerdersinterface, was nog geen ontwerp. Hij presenteerde het datamodel aan de hand van ons lijstje met knelpunten (zie boven). De eerste twee wensen worden in de nieuwe versie, de e-BNM+ vervuld. De derde wens ook grotendeels. Wat wij ‘genre’ noemen, heet in de e-BNM+ ‘categorie’. Dit veld komt echter alleen bij de tekst, niet bij de tekstdrager, maar wel weer in de thesaurus. Dit maakt het mogelijk om specifiek naar artesteksten te zoeken.

We spraken ook over een vierde wens van WEMAL: de mogelijkheid om informatie over illustraties op te nemen. Wat illustraties betreft kan alleen worden opgenomen of een handschrift wel of niet  voorzien is van illustraties. Voor beschrijving van de iconografie is geen ruimte. De BNM is ook niet van plan om de database zodanig uit te breiden dat illustraties beschreven of opgenomen kunnen worden, nu niet en in de toekomst ook niet. Wel is het in de e-BNM+ mogelijk om te linken naar een andere online database en vice versa. Voor het beschrijven van de illustraties in de arteshandschriften zouden we dus misschien kunnen samenwerken met een kunsthistorische database, wellicht zelfs een internationale. Bij een eventuele internationale samenwerking vormt de taal natuurlijk een barrière. De e-BNM+ is voorlopig geheel Nederlandstalig. De inhoud van de database vertalen zou immers gigantisch veel werk zijn. Wat in de toekomst misschien wel haalbaar is, is om de namen van de velden in het Engels te vertalen.

Bouwman vertelde dat de e-BNM+ eind augustus of begin september 2014 online moet komen. Een redactie zal zich voor die tijd nog buigen over regels voor de invoer van gegevens en over een ontwerp voor de invoerdersinterface. Als we de samenwerking aangaan, dan zouden wij daarbij betrokken kunnen worden.

De uitkomst

Vlak na dit tweede gesprek met Bouwman, tijdens de studiedag van 27 maart 2014, heb ik kort uiteengezet in welke fase het project verkeert en wat de mogelijkheden zijn voor samenwerking met de e-BNM+. Gelukkig bleken de aanwezige leden al net zo enthousiast als de databasecommissie. WEMAL nam het besluit om niet zelf een database te gaan bouwen maar de samenwerking aan te gaan met e-BNM+. Jacqueline Wessel en Pia Wagenaar melden zich aan als vrijwilliger voor de databasewerkgroep van WEMAL. Daarmee bestaat onze werkgroep nu uit vijf leden. Wanneer de e-BNM+ straks online is zal deze werkgroep de gegevens over artesliteratuur gaan controleren en aanvullen. Hoe die werkzaamheden er precies uitzien is nog niet bekend, maar wie zin heeft om mee te helpen kan zich vast (geheel vrijblijvend) aanmelden!

Frederiekje de Jongh (coordinator)